Indonesië bestaat uit 16.056 eilanden en is de grootste eilandenstaat ter wereld. Het land heeft een oppervlakte van 1.919.000 km2, 50 keer groter dan Nederland. De afstand tussen Amsterdam en Jakarta is 11.357 km.
In 1619 verliest de autochtone bevolking door bruut wapengeweld haar zelfbeschikkingsrecht en de zeggenschap over haar natuurlijke hulpbronnen. Haar arbeidskracht en eeuwenoude culturen worden ondergeschikt gemaakt aan de Nederlandse overheersers en hun belangen.
Tijdens de koloniale periode heeft de Indonesische bevolking, die als grootste groep op de laagste trede van de ladder stond als ‘inlander’, weinig tot geen rechten. Binnen deze autochtone groep is er een kleine groep van inlandse adel. Kinderen uit deze groep hebben de mogelijkheid om Europees onderwijs te volgen en eventueel door te studeren in Nederland. Uit deze groep komen mannen en vrouwen naar voren die in de gelegenheid zijn om de strijd aan te binden met de kolonisator. In 1908 richten zij Boedi Oetomo op die sociaal-economische verbetering voor de Indonesische bevolking nastreeft.
De positie van de grootste groep Indonesische vrouwen tijdens de koloniale periode is slecht. Vrouwen zijn rechteloos. Omdat er in de kolonie meer Europese mannen dan vrouwen wonen, wordt er door de kolonisator een praktische oplossing voor het vrouwentekort gezocht, het concubinaat. De Nederlandse man gaat samenleven met een Indonesische of Chinese vrouw. Maar de kinderen die uit deze relatie voortkomen mogen niet door hun moeder worden opgevoed. Over dit verhaal van onrecht en verdriet schreef Reggie Baay het indrukwekkende boek ‘De njai’. (2008)
Daarnaast werken veel vrouwen als goedkope arbeidskracht op een plantage of in een fabriek. Ze werken als bediende, babu, bij een Nederlandse familie waarbij ze dag en nacht beschikbaar zijn voor de kinderen van het gezin terwijl hun eigen kinderen in de kampung bij hun familie verblijven en opgroeien zonder hun moeder.
De eerste vrouwenorganisaties als Putri Mardika, Putri Sejati en Wanita Oetama haalden hun inspiratie uit het gedachtengoed van Kartini (1879-1904) over onderwijs en emancipatie van deze grote groep vrouwen. De problemen gaan in deze tijd om analfabetisme, gezondheid, polygamie en kindhuwelijken.
In 1926 komen vrouwelijke arbeiders, met bamboehoeden, verenigd in Sarekat Rakyat, bij elkaar in Semarang om te demonstreren voor gelijke lonen aan die van de mannen en een eerlijke behandeling. (De flyer van deze demonstratie is te vinden in het Nederlands archief.)
De vrouwen in het concentratiekamp Boven-Digoel, tussen 1928 en 1942, waren nationalisten en communisten. Ze zijn sterk en laten zich door hun gevangenschap niet breken. Ze geven zelf onderwijs aan hun kinderen. De schatting is dat er rond de 1000 vrouwen en kinderen in Boven Digoel hebben gezeten. De meeste vrouwen waren er vanwege de verbanning van hun man en 15 vrouwen zaten er omdat zij zelf gearresteerd en verbannen waren. De bekendste vrouw die van 1928-1931 verbannen werd was Sukaesih.1
Op 22 dec 1928 wordt het eerste Vrouwencongres gehouden, Kongres Perempuan, gericht op solidariteit en eenheid van vrouwen in de archipel en de rol van vrouwen in de strijd voor onafhankelijkheid, het verbeteren van voeding, gezondheid en welzijn.
In 1929 lanceert de Indonesische Vrouwenvereniging, Perhimpunan Istri Indonesia, een beweging om de handel in vrouwen en kinderen uit te bannen. In 1930 wordt de Vereniging Putri Indonesia gereorganiseerd tot de organisatie Sedar. Vanuit een socialistische visie strijdt de organisatie voor emancipatie en bevrijding van het Nederlands kolonialisme door de strijd tegen het kapitalisme.
Op het Tweede Vrouwencongres in 1934 wordt er een speciaal agentschap voor analfabetisme opgericht, Badan Pemberantasan Buta Huruf (BPBH). Op dit congres wordt het belang geformuleerd van het uitbannen van geweld op de arbeidsplek en tegen de oneerlijke behandeling van de vrouwelijke arbeiders in de batikbedrijven Lasem en Rembang. Op het congres vertellen vrouwelijke arbeiders tegen welke problemen zij aanlopen. Ook vertelt een jonge arbeider hoe zij als 11 jarige moest werken en niet betaald kreeg.
De eisen die op het programma staan zijn vrouwen bevrijden van analfabetisme en zorgen voor een leefbaar loon om te overleven en zich te kunnen bevrijden van het kolonialisme. Mondiger worden is cruciaal en fundamenteel om te kunnen vechten tegen de Nederlandse onderdrukking.
Nederland heeft als kolonisator nooit geïnvesteerd in onderwijs voor de bevolking. Slechts een kleine bovenlaag kon gebruik maken van Europees onderwijs. Het citaat uit het boek ‘Buiten het Gareel’ uit 1940 van Suwarsih Djojopuspito is tekenend voor de situatie: ‘Honderdtachtig Hollands-Inlandse scholen voor een bevolking van 60 miljoen. Zegt u eens eerlijk, is dat niet een beetje weinig? Vindt u dat zelf niet een beetje treurig?’, aldus een onderwijzer in de in 1940 in het Nederlands uitgekomen roman ‘Buiten het gareel’ van de Indonesische schrijfster Suwarsih Djojopuspito.
Veel leraren uit de eigen bevolking wijden zich aan hun ideaal: beter onderwijs voor de grote groep kinderen die tot dan toe uitgesloten is van onderwijs. Daarnaast streven ze naar de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Deze zogenaamde ‘wilde scholen’ – na 1930 staan er ruim 130.000 leerlingen ingeschreven – zorgen voor een toenemende spanning met het koloniaal gezag. Dat leidt ertoe dat in 1923 de ‘Wilde scholen ordonnantie’2 wordt afkondigt wat tot massaal protest leidt.
Geschat wordt dat tijdens de koloniale periode tot 1942 3.500 Indonesiërs een Europese technische opleiding hadden en rond de 19.000 een diploma van de middelbare school. Het Chinese deel daarvan wordt op 4.000 geschat.
Om een grote massa op de been te brengen is steun van vrouwenorganisaties nodig. Na het Nationale Vrouwencongres in Klaten in december 1945 wordt Kowani, Kongres Wanita Indonesia, opgericht als overkoepelende federatie van alle vrouwenorganisaties en ter ondersteuning van de Indonesische onafhankelijkheid.
- Sukaesih
De bekendste vrouwelijke gevangene die gedeporteerd wordt naar Boven-Digoel, waarbij isolatie en psychisch breken het doel was, is Sukaesih (1895, Garut West-Java). Haar politieke leven begint als ze zich als activist verzet tijdens de Nederlandse slachting op boeren tijdens de suikerstaking.3
Rond 1926 is ze mede-oprichter van de vrouwenafdeling van de Communistische Partij en is ze actief in de Sarekat Rakjat, een populaire vakbond.
Vanaf 1927 zit ze in voorarrest vanwege activiteiten die in strijd zijn met het Koloniale Wetboek van Strafrecht. Uit de archieven blijkt dat er 15 vrouwen verbannen zijn naar Boven-Digoel. In 1931 trouwt Sukaesih met een Nederlandse havenarbeider die in Tanjung Priok werkt en lid is van de CPN. - De Wilde Scholen ordonnantie
De Wilde Scholen ordonnantie is een toezichtordonnantie particulier onderwijs. Alle leerkrachten hadden vanaf de ingangsdatum een schriftelijke vergunning nodig om hun werk te mogen uitoefenen. Op die manier kon de overheid leerkrachten bij voorbaat uitsluiten van lesgeven op grond van kwaliteitsargumenten. Als reactie op deze verordening brak er massaal protest uit onder de autochtone bevolking dat geleid werd door Taman Siswa, (Tuin van de Leerlingen) één van de grootste nationalistische onderwijsorganisaties. Het verzet van Taman Siswa, opgericht in 1922 door Ki Hadjar Dewantara, kreeg zoveel bijval van nationale groeperingen en partijen, dat de koloniale regering zich op 11 januari 1933 genoodzaakt ziet de ordonnantie weer buiten werking te stellen. - Suikerstaking
Tussen 1920 en 1923 leggen meer dan 20.000 arbeiders in 160 van de 190 suikerfabrieken voor kortere of langere tijd het werk neer. Zie: ‘Koloniale oorlogen in Indonesië’ – Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing, Piet Hagen, Arbeiderspers 2018.
Raden Mas Soerjopranoto leidt in 1917 de eerste algemene staking van suikerfabrieksarbeiders die zich aansluiten bij de eerste vakbond opgericht in Indonesië, de PFB. In 1919 sluit de PFB zich aan bij de PPPB, samen met 22 andere vakbonden, in de federatie Persatuan Perhimpunan Kaum Buruh, PPKB, Vakbond van arbeiders. Het is de eerste arbeidsfederatie in de geschiedenis van Indonesië. De PFB begint tijdens het oogst – en maalseizoen in 1919 als initiatief van arbeiders in de suikerproducerende gebieden om hun rechten op te eisen. De massale staking begint op 20 augustus 1920 vanuit de Padokan Sugar Factory in Yogyakarta waarna het zich verspreidt over heel Java. Vanwege deze actie geeft de krant ‘De Expres’ Soerjopranoto de bijnaam ‘de Stakingskoning’.
Vooraf
In 1930 wonen er meer dan 240.000 mensen met een wettelijke Europese status in de kolonie. Op de gehele bevolking betekent dat minder dan 0,5%. 75% van deze Europeanen behoren tot de groep Indo-Europeanen (mensen met zowel Aziatische als Nederlandse voorouders).
1940
Terwijl Nederland al bezet is door Duitsland, gaan de handelsbetrekkingen tussen Nederlands-Indië en Japan gewoon door. Zo sluit de Nederlandse Koloniale Petroleum Maatschappij (NKPM, de voorloper van Shell) eind 1940 nog een grote deal met Japan om jaarlijks 760.000 ton ruwe olie en 650.000 ton olieproducten te leveren, waarmee Nederlands-Indië indirect meewerkt aan zijn eigen ondergang.
1942
In januari en februari verovert Japan onder meer Atjeh, Manado en Ambon. Op 9 maart tekent het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, de capitulatie in Kalidjati bij Bandung.
De Japanse bezetting betekent vrijheid voor de onafhankelijkheidsstrijders die, zonder veroordeeld te zijn, door het Nederlands koloniale regime waren verbannen naar concentratiekamp Boven-Digoel in Nieuw Guinea. Doel van de verbanning was om door isolatie en psychische marteling de gedachten over onafhankelijkheid in de kiem te smoren. Bekende gevangenen van Boven-Digoel zijn o.a. Mohamed Hatta, de eerste Indonesische vice-president, en Soetan Shahrir, de eerste premier.
Ook in andere verbanningsoorden, zoals Flores en op dun bevolkte Molukse eilanden worden bannelingen vrijgelaten. Onder hen Soekarno uit Benkoelen, Sumatra.
7 september 1942
Op deze datum publiceert Japan de heropening van de scholen. Dit gebeurt mede vanuit het idee dat onderwijs een middel is waarmee je de mindset van jongeren kan beïnvloeden. In tegenstelling tot het onderwijs uit het Nederlands koloniale tijdperk die verdeeld was op basis van de sociale achtergrond en de afkomst van de ouders, verandert het schoolsyteem in een syteem waarbij voor het eerst kinderen uit een bredere laag van de bevolking naar school gaan. Japan herformuleert het Indonesisch onderwijs waarbij alle westerse invloeden worden uitgebannen.
1942-1944
Naast Nederlandse krijgsgevangenen zijn het Javaanse dwangarbeiders, Romusha’s genoemd, die tijdens de Japanse bezetting als dwangarbeider worden ingezet. Een deel van hen wordt naar andere delen van Azië overgebracht waar ze onder meer moeten werken aan de Birmaspoorweg, de spoorweg tussen Thailand en Birma, die de bijnaam Dodenspoorlijn had. 15.000 krijgsgevangenen stierven aan uitputting, ziekte en ondervoeding. Onder hen 7.000 Britten, 4.500 Australiërs, 131 Amerikanen en bijna 3.000 Nederlanders. De schatting is dat ruim 96.000 Javaanse dwangarbeiders hierbij omkomen. Ook een groot aantal Thaise, Birmaanse en Maleise dwangarbeiders werden slachtoffer.
Japan voerde het Romusha-systeem in onder het mom ‘Voor meer welvaart in Oost-Azië’. De regel is dat elke boerenfamilie één man moet leveren om romusha te worden, een ‘soldaat van de economie’. Omdat de Japanners berekend hebben dat de groeisnelheid van de Javaans bevolking hoog is, zien ze dit als zeer lucratief. Andere gemeenschappen die ook aangesproken worden iemand te leveren zoals Chinezen, handelaren of ambtenaren kunnen hier onderuit komen door arme, vaak boerenfamilies, te betalen om iemand extra te leveren. Veel mannen uit boerenfamilies proberen aan deze plicht te ontsnappen door zich in rijstvelden te verbergen.
1943-1945
Het andere grote project waarbij 102.000 Romusha’s en 5.000 westerse krijgsgevangenen als dwangarbeider worden ingezet, is de Pakanbaru-spoorweg, de spoorweg door het Sumatraanse oerwoud met een lengte van 200 km. Hierbij komen 4 op de 5 dwangarbeiders om.
1942
Met de benoeming van Soejono tot minister zonder portefeuille in het Oorlogskabinet Gerbrandy II in Londen wil Nederland Amerika duidelijk maken dat het geen reactionaire politiek voert. In twee kabinetsvergaderingen pleit Soejono voor principiële erkenning en onafhankelijkheid voor Indonesië na de Tweede Wereldoorlog. Hij voelt zich verraden als hij door niemand van de kabinetsleden gesteund wordt. Hij sterft een jaar later in Londen.
1944
Ter voorbereiding op het einde van de Tweede Wereldoorlog richt Nederland in april 1944 de Nederlandse Civiele Administratie (NICA) op. Deze semi-militaire organisatie heeft als doel om zo snel mogelijk na de oorlog het burgerlijk koloniaal bestuur van Nederland in de kolonie te herstellen. De NICA zal vele slachtoffers maken, vooral op Java, Sulawesi en Sumatra.
1945
Japan capituleert op 15 augustus.
1945
Op 17 augustus vindt de Proklamasi Republik Indonesia plaats. Twee dagen na de Japanse capitulatie roepen Soekarno en Hatta de Onafhankelijke Republik Indonesia uit met Jakarta als hoofdstad. Nederland erkent de Republiek niet en zet alles op alles om de voormalige kolonie terug te krijgen, met een enorme geweldsspiraal als gevolg. In Jakarta is het erg onveilig. De geallieerde troepen die de APWI krijgsgevangenen (Allied Prisoners of War and Internees)zouden komen overdragen worden vergezeld door NICA-soldaten, die zich schuldig maakten aan moorden, schietpartijen en andere wreedheden.
1945-1949
Om de soevereiniteit van de Republik Indonesia te handhaven wordt er teruggevochten. De bevolking wil de vrijheid niet meer uit handen geven en wil niet terug naar het koloniaal systeem. Daarnaast wordt er ook een diplomatieke strijd gevoerd op internationaal niveau. In de laatste maanden van 1945 is Jakarta het toneel van geweld en terreur.
In diezelfde periode, vanaf oktober 1945 worden Indo-Europeanen, Nederlandse en Chinese burgers voor het eerst geconfronteerd met jegens hen gericht geweld, in de vorm van zeer ernstige gewelddadigheden van de kant van de ‘Pemoeda’s’, jonge Indonesiërs. Deze ‘Bersiap-periode’ eist vele slachtoffers, tenminste 3.500 ‘gedocumenteerde doden’ en ongeveer 2.000 vermisten.
[uit: De slachtoffers van de Bersiap/NIOD blog]
19 september 1945
Vlagincident Yamato-hotel
10 november 1945
Slag om Surabaya
Op 18 september 1945 arriveren Britse troepen, het Internationale Rode Kruis (Intercross) en Nederlandse strijdkrachten in Surabaya, de grootste havenstad van Oost-Java. Het doel is om Japanse soldaten na de capitulatie te ontwapenen en doden te bergen. Hotel Yamato wordt het hoofdkwartier van RAPWI. (Rehabilitation of Allied Prisoners of War and Internees)
De provocatie van het hijsen van de Nederlandse vlag op de avond van 19 september op de bovenste verdieping van het hotel leidt tot grote woede van de bevolking van Surabaya. De uitgeroepen onafhankelijkheid van Indonesië wordt niet gerespecteerd.
Resident Sudirman uit Surabaya probeert een groter conflict te voorkomen door de Nederlanders te bezoeken in het Yamato hotel. Hij wil legerleider Ploegman overhalen de Nederlandse vlag te laten zakken. Ploegman’s antwoord was evenwel: ‘De geallieerden hebben de oorlog gewonnen, en aangezien de Nederlanders deel uitmaakten van de geallieerden, was het hun recht om de Nederlands-Indische regering te herstellen. Republiek Indonesië? Wij weten niet wat dat is!’
Terwijl Sudirman in de lobby blijft met Sidik en Hariyono, die hem bewaken, komt Ploegman terug met een geweer waarmee hij Sudirman bedreigt. Terwijl Sidik de strijd aangaat met Ploegman, sleurt Hariyono Sudirman mee naar buiten. Sidik en Ploegman komen beiden om in de strijd. Toen de menigte Sudirman en Hariyono naar buiten zagen rennen begrepen ze dat er geen overeenstemming was bereikt. Hierop besluit een groep jongeren naar het dak te gaan om de Nederlandse vlag te laten zakken. Tenslotte wordt de blauwe onderkant van de vlag afgescheurd waardoor er een rood-witte vlag overbleef.
Het vlaggenincident is het begin van een onrustige periode dat zijn hoogtepunt bereikt op 10 november met de Slag om Surabaya. Op deze dag vallen Britse troepen de stad binnen als aan een Brits ultimatum over de inlevering van wapens in Surabaya niet wordt voldaan. De Britten, die militair ondersteund worden door tanks, jachtbommenwerpers en scheepsgeschut, veroveren Surabaya terwijl de bewoners in hevige straatgevechten tegenstand bieden. Op 29 november is de stad in Britse handen. Uiteindelijk komen er 400 Engelsen om en 16.000 Indonesiërs.
1945 Sulawesi
Na de Proclamatie van 17 augustus wordt Makasar bezet door de Westerse landen, de Britten en Australiërs, met in hun kielzog de NICA, die de taak heeft het koloniaal bestuur te herstellen. Sam Ratulangi, de gouverneur van Sulawesi wordt op 5 april 1946 gearresteerd en verbannen. Vanaf augustus 1945 zijn er gevechten tussen jongeren en studenten tegen de NICA. De bevolking van Sulawesi wil geen hoofdstad van een door Nederland gesteunde staat Oost-Indonesië worden. (NIT) Als Manai Sophiaan, voorzitter van het National Youth Centre of Indonesia (PPNI) gearresteerd wordt door de NICA, wekt dat grote woede bij de bevolking. Salawati Daud richt ‘Team Informatie’ op, een organisatie die campagne voert tegen de Nederlandse aanwezigheid in Sulawesi. Ook neemt ze de wapens op tegen de NICA-soldaten. Samen met Emmy Saelen leidt ze de aanval op een politiekazerne in Masamba. In 1949 wordt Daud de eerste burgemeester van Makasar in de Republik Indonesia.
1945 Sulawesi
In 1945 richt Andi Depu Maradia Balanipa, opvolger van de 50e koning van Balanipa, ‘Kris Muda’ op, een organisatie die de onafhankelijkheid van Indonesië wil verdedigen. Als de Nederlanders na de capitulatie van Japan terugkeren, maakt ze van het Balanipa-paleis het hoofdkwartier van Republikeinse strijders in Mandar met de rood-witte vlag in de voortuin. Onder haar leiding wordt Mandar verdedigd tegen de Nederlandse invasie. Op 15 januari 1946 omsingelen gewapende NICA-soldaten het paleis en weten het uiteindelijk te veroveren. Haar gevangenislocatie verandert 28 keer. Na zware marteling door de NICA wordt ze net voor de soevereiniteitsoverdracht vrijgelaten.
1946
In november vindt de Conferentie van Linggadjati plaats. Op diplomatiek vlak probeert Nederland zijn belangen veilig te stellen middels het idee om van Indonesië een federatieve staat, verbonden aan Nederland, te maken.
Na de wreedheden gedurende 3,5 eeuw Nederlands kolonialisme zijn de Nederlandse gewelddadigheden tijdens de Agressi Militer Belanda I (1e Politionele Actie) en Agressi Militer Belanda II (2e Politionele Actie) tegen de Indonesische bevolking, 1945-1949, legio en ongekend wreed. Enkele voorbeelden:
1946
In de Slag bij Margarana in Bali vechten Balinezen onder leiding van luitenant I Gusti Ngurah Rai tegen de Nederlanders om de net verkregen onafhankelijkheid van hun eiland te behouden. Samen met 95 strijders wordt I Gusti Ngurah Rai op 20 november gedood als Nederland met behulp van luchtsteun het Balinese leger verplettert.
1946 Sulawesi
Op 5 december 1946 arriveert de DST, het Depot Special Troops, een commando-eenheid onder bevel van kapitein Raymond Westerling voor speciale missies, die bestaat uit 30 witte Nederlanders en 90 gekleurde soldaten.
In Indonesië zijn de acties, de vele bloedbaden die onder bevel van Westerling in 1946 in Sulawesi samengevat in de serie ‘de Westerling wreedheden’.
Onder het mom van Zuid-Sulawesi te ontdoen van ‘pro-republikeinse extremisten’ richt de kleine speciale eenheid van kapitein Raymond Westerling ongekende bloedbaden aan.
Overal waar Westerling komt, worden de bewoners verzameld op een veld waarbij mannen, vrouwen en kinderen worden gescheiden. Ze komen zogenaamd om extremisten te zoeken. In een ‘militair proces’ voert hij een show op waarbij ‘de schuldigen’ standrechtelijk geëxecuteerd worden voor de ogen van hun familie en dorpsgenoten.
De bloedbaden worden in fasen uitgevoerd. De Eerste fase moorden vinden plaats van 11-16 december 1946 rond Makasar en omgeving in de dorpen Batua, Bolomboddong, Tanjung Bunga, Kalukuang. Ook het dorp Jongaya, waar twee afstammelingen van de King of Bone wonen, Andi Pangeran en Andi Mapanyukki die sympathiseren met de Republiek zijn doelwit van de eerste fase.
De Tweede fase van 17-31 december 1946: Gowa, Takalar, Jeneponto, Polombangkeng, Binamu. De Derde fase 2-16 januari 1947: Bantaeng, Gantaran, Bulukumba, Sinjai.
De Vierde fase van 17 januari-5 maart 1947 in Mros, Pangkajene, Sigeri, Tanete, Barru, Pare-pare, Polewali, Mandar, Sidenreng en Rappang.
Daarnaast wordt een bloedbad aangericht in Suppa. Hier wordt ook op gruwelijke wijze de koning gedood door Westerling.
21 juli 1947 – 5 aug 1947
Agressi Militer Belanda I, (1e Politionele Actie – Operatie Product)
1947
Het bloedbad in het dorp Rawagede, West-Java, vindt plaats op 9 december 1947. Op deze dag worden 431 mannen vermoord door Nederlandse militairen die op zoek zijn naar een strijder. In 1947 wordt besloten om de daders van deze oorlogsmisdaad niet te vervolgen.
1948
Op 17 januari wordt de Renville Overeenkomst, een politiek akkoord, gesloten op het Amerikaanse marine transportschip USS de Renville, geïnitieerd door de Veiligheidsraad van de VN. Het akkoord leidt tot een wapenstilstand.
Nederland ziet dat de internationale sympathie voor de Republik groeit. Toch besluit de regering tot opnieuw een militair ingrijpen. Men wil definitief een eind maken aan de guerillastrijd en de Republik. Spoor wil met een verassingsaanval op Yogjakarta, op dat moment de hoofdstad van de Republik, de politieke en militaire leiding gevangen nemen. Als daarmee de gebieden op Java en Sumatra die verdedigd werden door de TNI zouden worden ingenomen, zou de Republik feitelijk politiek en militair stuurloos worden en niet meer bestaan.
Op 19 december 1948 landen de Nederlandse parachutisten in Yogjakarta. Soekarno en Hatta worden gearresteerd en verbannen naar het eiland Bangka. De legerleiding ontsnapt. Met het startsein van generaal Spoor voor de 2e Politionele Actie, Agressi Militer Belanda II vervalt het Renville-akkoord.
Generaal Sudirman reist, ondanks zijn ernstige longziekte, naar het zuiden en leidt zeven maanden lang een guerillaoorlog. Als Nederland in 1948 verklaart dat Indonesië niet meer bestaat, laat Sudirman het tegendeel zien door met het Nationale Leger Java te veranderen in een enorm guerillaslagveld.
1949
Op 5 januari wordt in Rengat, Sumatra, een bloedbad aangericht dat bekend staat als ‘Tragedi 5 januari 1949’.
Tijdens ‘Operatie Modder’ richt Nederland een bloedbad aan in de veroverde Oost Sumatraanse provinciestad Rengat, met meer dan 2000 doden en ruim 600 gewonden Daar bovenop verkrachtingen, plunderingen en standrechtelijke executies. Via de Indragiri rivier worden de lichamen afgevoerd.
(Nog altijd wordt jaarlijks in een ceremonie de ‘Agresi Militer Belanda’ herdacht. De ceremonie wordt afgesloten door schoolkinderen, leraren, veteranen en andere inwoners van Rengat die bloemen strooien in het water waar op 5 januari 1949 een rode zee van lichamen dreef.)
Net als bij het nabij gelegen stadje Tembilahan gooien P-51 Mustang jachtbommenwerpers bommen op het stadje Rengat en de huizen van de inwoners. De aanval vanuit de lucht geeft de bewoners geen mogelijkheid om te vluchten. Mensen die al op de grond liggen worden neergeschoten. In de Indonesische geschiedenis wordt deze gebeurtenis omschreven als een aanval vol wreedheid en barbaarsheid.
Het doel van ‘Operatie Modder’ was om zo snel mogelijk de onbeschadigde olievelden in Air Molek, gelegen naast Rengat, te bezetten en aansluitend het koloniaal civiel bestuur te herstellen. Zowel de Para’s als de Commando’s kregen 20.000 gulden mee ten behoeve van het herstel van het lokaal gezag. De arbeiders moesten bovendien gestimuleerd worden om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan, mede vanuit het idee dat dit de kans op een nieuwe opstand zou verkleinen. Tijdens de Japanse bezetting waren de olieactiviteiten uitgebouwd, zodat de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM) een nog groter belang had.
Als Nederland hoort dat de Sultan oproept tot verzet in de vorm van een guerillastrijd in het gebied, is men bang voor economische schade aan de olievelden. Nederland reageert met aanvallen vanuit verschillende richtingen en heeft het gebied voor het eind van de dag nog ‘onder controle’.
19-20 dec 1948
Agressi Militer Belanda II. (2e Politionele Actie)
1949
Internationaal wordt er woedend gereageerd op deze 2e Politionele Actie. De Veiligheidsraad roept partijen op onmiddellijk het geweld te staken en laat Nederland weten dat ze de president en de politieke gevangenen vrij moeten laten. De VS dreigen Nederland met internationale sancties en het stilleggen van de Marshallhulp, het economisch infuus voor het kapotte Europa na de Tweede Wereldoorlog.
7 mei 1949
Roem-Roijen akkoord
Uiteindelijk wordt de oorlog gewonnen door de TNI, Tentara Nasional Indonesia, de Indonesische krijgsmacht, breed gesteund door de Indonesische bevolking. De ondertekening van het Roem-Roijen Akkoord op 7 mei 1949 zorgt er voor dat Soekarno en Hatta worden vrijgelaten en er een staakt-het-vuren wordt afgesproken.
De prijs van de onafhankelijkheid – 23 augustus 1949
De voorwaarden voor de onafhankelijkheid leidt ook tot een gevecht aan de onderhandelingstafel. De Nederlandse delegatie eist dat de hele Nederland-Indische schuldenlast van 6,5 miljard gulden naar Indonesië moest gaan, inclusief de kosten van de recente militaire acties die naar schatting meer dan honderdduizend Indonesische levens kostte. In het originele wetsontwerp staat dat de ‘getroffen maatregelen tot herstel van orde en rust (…) in het belang van Indonesië (waren) geweest’.
Uiteindelijk legt Indonesië zich neer bij het besluit van de schuldencommissie waarbij onder druk van VN-diplomaat Cochran twee miljard gulden in mindering worden gebracht voor de extra militaire kosten.
Uiteindelijk neemt Indonesië 4,5 miljard aan schulden met bijbehorende rente op zich. Nederland komt er met dit bedrag, de gelden uit de Marshallhulp en andere financiële tegemoetkomingen riant vanaf.
27 december 1949
Soevereiniteitsoverdracht. Na de ondertekening van het Roem-Roijen akkoord erkent Nederland tenslotte op 27 december 1949 de volledige soevereiniteit van de Republik Indonesia.