Martha Christina wordt geboren in het dorp Abubu op het eiland Nusalaut. Nadat haar moeder op jonge leeftijd overlijdt, wordt Martha Christina opgevoed door haar vader met wie ze een hechte band heeft.
Als ze 17 jaar is treedt ze toe tot de guerilla-eenheid, de verzetsbeweging op het eiland, die onder leiding staat van haar vader Paulus Tiahahu. Deze eenheid steunt ook Kapitein Pattimura die het volksleger leidt op Saparua in de Waisisil-oorlog tegen de Nederlanders.
Als in het gebied van Ulat en Ouw in Saparua een veldslag plaatsvindt waar niet alleen Molukse burgers maar ook Nederlandse militairen gewond raken, is ook Martha Christina betrokken bij de strijd tegen de koloniale overheerser. Naast het dragen van de wapens vecht ze mee in de strijd.
Op 14 mei 1817 kan Paulus Tiahahu haar niet tegenhouden mee te gaan naar een grote bijeenkomst met Pattimura. Tegen de wil van haar vader sluit ze zich aan bij de opstand tegen de koloniale regering.
Kapitan/legeraanvoerder Paulus Tiahahu mobiliseert mensen in de dorpen. In tegenstelling tot de Nederlanders die sinds het VOC-tijdperk beroepsmilitairen opleiden kennen de Molukse eilanden geen beroepsleger. Een uitzondering is Pattimura die als voormalig sergeant-majoor is opgeleid in het Britse militieleger.
Nadat fort Duurstede op Saparua op 17 mei 1817 in handen van het volk valt verklaren de leiders van Nusalaut dat ze niet langer onderworpen zijn aan het Nederlands koloniale recht. Paulus Tiahau wordt door Pattimura aangesteld om samen met leider Hehanusa het verzet in Nusalaut te leiden.
Nadat hij, met in zijn kielzog zijn dochter Martha Christina en zijn volgelingen, een verrassingsaanval uitvoert op de vesting Beverwijk waarbij Nederlandse soldaten worden gedood, trekken ze verder naar het zuidoosten van Saparua.
De reactie van het koloniale apparaat bestaat uit schepen vol soldaten die opdracht krijgen op te treden tegen de ‘dissidenten’. Ook nu benaderen de kolonialen lokale mensen die voor de Nederlanders willen werken en hen van inlichtingen willen voorzien.
Op 12 november 1817 worden de leiders van Nusalaut in een hinderlaag gelokt. Ze worden gevangen genomen en Paulus Tiahahu wordt geëxecuteerd. Martha Christina wordt op een schip gebracht en verbannen naar Java. Bovenop het verdriet over de executie van haar vader wordt ze ziek tijdens de reis maar weigert ze voedsel en medicijnen te nemen. Ze overlijdt op 2 januari 1818 waarna ze een zeemansgraf krijgt.
In 1977 krijgt ze zowel een standbeeld bij Karang Panjang met een uitzicht op Kota Ambon en later in haar geboortedorp Abubu
Martha Christina Tiahahu
Nusalaut, Molukken / 1800-1818